Israel: de Aorta van God
Door het
Israël van God kwam de openbaring van God met de Wet van God en de verbonden van God in het Boek van God (Rom.9:4-5), en voor het Joodse volk bonst nog altijd het hart van God (Rom.9:1-3, Matt.23:37-39). Het Israël van God is de Aorta van God: Zonder Israël was Jezus hier nooit gekomen en hadden wij nog in duisternis gezeten (Isai.9:1-6, Rom.9:5, Joh.4:22, 8:12). Kun je van Jezus houden maar niks met het Joodse volk hebben, Zijn volk? Of met Jeruzalem, Zijn Stad (Matt.5:35)? De wereld worstelt met Israël maar het Boek van God gaat over de agenda van God die bol staat van de beloften van God en de toekomst van God voor het volk van God (Rom.11:25-32, 2Cor.1:20, Rom.15:8-11, Matt.5:17-19, Acts 15:14-17). Paulus stond terecht om de hoop van Israël (Acts 28:20). Hij was bereid weg van Christus te zijn voor hen en had voortdurend hartzeer over hen (Matt.27:29, Rom.9:1-2). Mozes wilde voor hen uit Gods Boek geschrapt worden (Ex.32:32). Jezus stierf voor hen (Rom.1:16). Hij is het Hoofd van de Gemeente maar nog steeds de Koning van Israël (Matt.2:2, Matt.27:37). Wij kijken dan ook niet naar Israël met democratische, politieke, sociaal economische ogen, maar met bijbelse profetische apocalyptische: Hun behoud wordt door de Profeten en de Twaalf
voorzegd. De bijbel
bonst van die belofte van kaft tot kaft. Zij zullen zeggen: Baruch haba b'shem Adonai, voorspelde Jezus (Matt.23:39). Dat is geen voorwaarde maar een zekerheid (Rom.11:23). En wij,
Zijn mazkiriem, Zijn secretaresses, herinneren Hem aan Zijn agenda en gunnen Hem en onszelf geen rust totdat Hij Zijn afspraken nakomt, wat Hij altijd doet (Isai.62:6, Num.23:19). Hij heeft Zijn volk niet verstoten, geen berouw van Zijn roeping van hen en Zijn genade aan hen (Rom.11:1, 29), maar trekt heel Israel aan het einde der tijden aan Zijn boezem (Rom.11:25-32).